- val
- {{val}}{{/term}}I 〈de〉1 [algemeen]chute 〈v.〉2 [wijze van neerhangen] pli 〈m.〉3 [toestel om dieren te vangen; ook figuurlijk] piège 〈m.〉4 [Algemeen Zuid-Nederlands][klep, deur] trappe 〈v.〉♦voorbeelden:1 de val van de dollar • la chute du dollarde val van de regering • la chute du gouvernementhij maakte een lelijke val • il a fait une vilaine chutede vrije val • la chute libreeen val met, van het paard • une chute de chevalten val komen • faire une chuteten val brengen • faire tomber〈figuurlijk〉 ten val komen • tomber en disgrâcede regering ten val brengen • renverser le gouvernement3 een val zetten, opzetten (voor iemand) • dresser, tendre un piège (à qn.)ratten in de val vangen • prendre des rats au piègeiemand in een val lokken • attirer qn. dans un piègein de val lopen • tomber dans le panneauII 〈het〉 〈scheepvaart〉1 [touw] drisse 〈v.〉
Deens-Russisch woordenboek. 2015.